Visitaties als bron
Kwaliteit van de prestatieafspraken
Als we kijken naar de specifieke aandachtspunten uit het beoordelingskader van de visitatiemethodiek, komt uit de beschouwingen het volgende beeld naar voren:
Compleetheid, concreetheid en onderbouwing van de prestatieafspraken
Compleetheid: in een ruime meerderheid van de uitgevoerde visitaties is de commissie van mening dat de prestatieafspraken compleet zijn en de lokale opgaven dekken.
Concreetheid ('SMART'): het beeld is divers. In ongeveer de helft van de gevallen oordeelt de visitatiecommissie dat de prestatieafspraken voldoende concreet en SMART zijn (Wijk bij Duurstede-Viveste: ‘heel SMART’), in de andere helft is dat niet of maar beperkt het geval.
Onderbouwing: in ongeveer 40% van de visitaties wordt expliciet iets opgemerkt over het al dan niet laten onderbouwen van de prestatieafspraken door gezamenlijk onderzoek. In iets minder dan de helft van die gevallen is daar sprake van. Het gaat dan vaak om marktonderzoek of een trendanalyse die is opgesteld in het kader van de woonvisie. Soms gebeurt dat in regionaal verband.
Wederkerigheid in de prestatieafspraken
In iets meer dan de helft van de uitgevoerde visitaties vindt de commissie dat de prestatieafspraken (voldoende) wederkerig zijn. Maar in een groot aantal gevallen is daarvan niet of slechts beperkt sprake. Vrijwel altijd betreft het de bijdrage van de gemeente en/of die van de huurdersorganisatie die niet of onvoldoende is benoemd. Vooral corporaties klagen vaak over het gebrek aan afspraken over de inzet en prestaties van de gemeente. Soms vinden zij dat de gemeente teveel vraagt en zelf niet of onvoldoende levert. Soms lijkt het erop dat de gemeente weinig initiatief toont, zeker daar waar de prestatieafspraken ‘gelijk zijn aan het bod van de corporaties’ (Wonen Noordwest Friesland).
De betrokkenheid van partijen
Slechts zelden worden de prestatieafspraken door andere partijen dan gemeente, woningcorporatie en huurdersorganisatie (mede)ondertekend (Woonbedrijf over studentenhuisvesting). Dat wil echter niet zeggen dat andere partijen niet betrokken worden. Soms organiseren gemeente en/of corporatie overleggen of themabijeenkomsten waarin ook andere organisaties (‘ketenpartners’) inbreng kunnen leveren voor de prestatieafspraken. Nog uitdrukkelijker gebeurt dat bij de ontwikkeling van een nieuwe woonvisie, al komt dat in de visitatierapporten wat minder in beeld. Twee categorieën partijen worden het meest genoemd: zorg- en welzijnsorganisaties en onderwijsinstellingen. Vaak bestaat er in een gemeente een bestuurlijk overleg voor wonen, welzijn en zorg waarin de prestatieafspraken expliciet of terzijde aan de orde komen, bijvoorbeeld bij Woongoed Zeist. Nog vaker worden er afspraken met zorg- en welzijnsorganisatie gemaakt in een apart convenant of prestatieovereenkomst, vaak met alleen de corporatie.
Een punt van aandacht hierbij is ook de betrokkenheid van andere bestuurders en afdelingen binnen de gemeente. Doorgaans is het overleg met corporaties en huurders een zaak van de wethouder wonen, maar soms (en steeds vaker) is ook de wethouder zorg of WMO betrokken bij de prestatieafspraken.
De actualiteit van de prestatieafspraken
In verreweg de meeste visitaties wordt geconstateerd dat er een of andere vorm van monitoring, evaluatie en bijstelling van de prestatieafspraken plaatsvindt. Dat laat onverlet dat er grote verschillen zijn in de frequentie waarin partijen voortgang bespreken, op welk niveau dat gebeurt (ambtelijk of bestuurlijk) en wie daarin het voortouw heeft. Vaak vinden partijen dat de monitoring beter kan en/of zijn zij bezig daarvoor een systeem en structuur te ontwikkelen. Monitoring kan als iets technisch worden gezien, maar in enkele rapporten klinkt ook door dat partijen er nog niet goed in slagen om elkaar aan te spreken en feedback te geven (woningtichting Barneveld).
Andere relevante zaken
Conflict tussen partijen: in zo’n 15 visitatierapporten wordt melding gemaakt van spanning of conflict tussen de partijen. Vaak betreft dit een verschil van inzicht over de gewenste verdeling van de sociale huurwoningen tussen de gemeenten in een regio, met daarvan afgeleid de vraag naar de wenselijkheid van nieuwbouw van sociale woningen binnen een gemeente (conflict gemeente-corporatie, met huurdersorganisatie aan de ene of andere kant, zoals in Bloemendaal en Rijswijk).
Ook een verschil van inzicht over de bijdrage van de corporatie aan het gemeentelijk beleid kan tot een fors conflict en zelfs gang naar de rechter leiden. Verder kunnen partijen van mening verschillen over de balans tussen investeringen in duurzaamheid en betaalbaarheid, zoals in Wageningen. In de regio Groningen bestaat een groot wantrouwen onder bewoners jegens de overheid vanwege de aardbevingsproblematiek, waartussen de corporatie moet laveren en vooralsnog het vertrouwen van de bewoners weet te behouden.
En soms heeft een conflict simpelweg te maken met slechte persoonlijke verhoudingen of irritatie omdat men moet wachten, afspraken niet worden nagekomen van afspraken of door veel personele wisselingen.
Toenemende urgentie van de sociale problematiek zorgt ervoor dat er meer samenwerkingspartners in beeld komen
Een duidelijke trend is de toenemende urgentie van de groeiende sociale problematiek in buurten en wijken (armoede, concentratie door passend toewijzen, uitstroom uit geschermd wonen en GGZ), waardoor samenwerkingspartners in dit domein steeds meer in beeld komen. Menige visitatiecommissie geeft de lokale partijen in overweging te verkennen of partners in dat domein niet meer dan nu het geval is bij de prestatieafspraken moeten worden betrokken en de afspraken misschien wel moet mee-ondertekenen. Sommige zorgpartijen willen dat ook graag (Rijswijk wonen), in andere gemeenten bestaat daaraan bij deze partijen geen behoefte (Wassenaar, St WIllibrordus).
Conflicten tussen gemeenten
Bijvoorbeeld in de regio Drechtsteden: Trivire, Dordrecht en Woonvisie, Ridderkerk
Onderwijsinstellingen
Onderwijsinstellingen zijn vooral in beeld bij corporaties die zich toeleggen op studentenhuisvesting (SSH, SSHN, maar ook Woonbedrijf Eindhoven). Deze corporaties hebben aparte samenwerkings- of prestatieafspraken gesloten met lokale instellingen voor hoger onderwijs. Ook hier geven de visitatiecommissies in overweging te verkennen of onderwijsinstellingen niet mede-ondertekenaar moeten worden van de prestatieafspraken, naast gemeente, corporatie en (studenten)huurdersorganisatie. In dat verband valt zelfs de term ‘lokaal vierkant’ als alternatief voor ‘lokale driehoek’.
Onderbouwing
De wet belegde belangrijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij gemeenten, introduceerde een stelsel van ‘toegelaten instellingen’ volkshuisvesting, organiseerde een systeem van (staats)toezicht op de volkshuisvesting en opende de mogelijkheid van geldelijke (rijks)steun voor sociale woningbouw. Gemeenten en corporaties hebben in de lange geschiedenis die volgde allerhande afspraken gemaakt: over nieuwbouw, kwaliteit, onderhoud, sloop, verbetering en verkoop van sociale woningen (overwegend huurwoningen). Maar net zo goed over het huurniveau, de ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing, leefbaarheid, bewonersparticipatie, woongedrag en sociale cohesie.
Concreetheid
Waar prestatieafspraken als niet-concreet en niet-SMART worden gekwalificeerd, gaat het opvallend vaak om kleine en zeer kleine corporaties (XXS-XS-S). Vaak signaleren de visitatiecommissies een ontwikkeling naar meer concreetheid in de afspraken, waarbij ze tegelijkertijd constateren dat het nog beter kan. Ook de combinatie wordt regelmatig genoemd: globale kaderafspraken voor enkele jaren met daarnaast concrete, meer uitvoeringsgerichte afspraken per jaar. Een bijzondere situatie is er waar corporaties gezamenlijk afspraken maken zonder dat de bijdrage van de afzonderlijke corporaties wordt vermeld.
Compleetheid
In een enkel geval wordt opgemerkt dat de prestatieafspraken niet de volle breedte van de lokale volkshuisvesting raken omdat het om een corporatie met een specifieke oriëntatie gaat (wonen-zorg). Het omgekeerde komt ook voor: collectieve en regionale prestatieafspraken worden soms ervaren als te uitgebreid voor deelnemende kleine corporaties. Regionale prestatieafspraken kunnen ook wringen als het zowel landelijke als stedelijke corporaties betreft met elk hun eigen problematiek en wensen.