Institutionele verhoudingen

De tweede ring

Denken in dilemma’s 

Nogmaals, de formele positie van deze drie actoren verschilt sterk – toch is er ook een belangrijke overeenkomst: deze actoren zitten niet direct aan tafel, maar hebben wel een belangrijke controlerende rol. Voor elk van hen geldt de vraag hoe die rol zo goed mogelijk kan worden ingevuld.

Dat is een vraag die zich niet eenduidig laat beantwoorden, mede omdat er een groot aantal verschillende praktijken bestaat - zoals hierboven aangegeven. Wel kunnen we een manier van denken aanbieden, die bestuurders en hun ‘tweede ring’ kan helpen om goede procesafspraken te maken over de positie van respectievelijk gemeenteraad, RvC en huurders in de processen van visievorming en het maken van prestatieafspraken. Deze manier van denken bestaat uit drie stappen.

Stap 1. Erken het dilemma. De gemeenteraad, RvC en huurders dienen enerzijds een zekere betrokkenheid te hebben bij de processen van visievorming en prestatieafspraken. Anderzijds impliceert hun controlerende rol ook een zekere distantie. Erken dat dit een dilemma is - en deel dat met elkaar.

Stap 2 Expliciteer het dilemma. Dat kan aan de hand van het onderstaande schema, dat wel een ‘dilemma-box’ wordt genoemd.

Het denkschema is in essentie heel eenvoudig. Er wordt een dilemma geconstrueerd - betrokkenheid versus afstand - en de pro’s en cons worden ingevuld. Wij hebben dat hier heel generiek gedaan, zowel als het gaat om de precieze formulering van het dilemma als om de pro’s en cons. Het idee is uiteraard dat dit in concrete situaties heel concreet gebeurt. We lichten dit toe:

  • pro ‘betrokkenheid’ is dat de tweede ring invloed kan uitoefenen op de uitkomsten van het proces;
  • de con is dat ze het proces worden ingezogen, er te veel bemoeienis mee krijgen, wat allerlei negatieve effecten kan hebben;
  • pro ‘afstand’ is dat een orgaan een meer onafhankelijke, controlerende rol kan vervullen; maar
  • de con is dat de uitkomsten van het proces dan weinig verandering meer toestaan of dat de kosten daarvan (gedoe, verstoorde verhoudingen, vertraging) erg hoog zijn.

Is dit voorbeeld zijn de pro’s en cons nog enigszins spiegelbeeldig, maar hoe concreter de box wordt ingevuld, hoe minder dit vaak het geval is.

Stap 3. Ontwerp dilemma-bestendige procesafspraken. Een derde stap is dat de betrokken partijen onderlinge afspraken maken over hoe ze met de dilemma’s zullen omgaan. Een paar voorbeelden:

  • Er kan een afspraak worden gemaakt dat er in de processen van visievorming en prestatieafspraken vooraf rekening wordt gehouden met een kritisch oordeel van de gemeenteraad - en dat er bij een negatief oordeel van de gemeenteraad, een volgend rondje onderhandelen volgt.
  • Er kan worden afgesproken dat een RvC voorafgaand aan het bod, aandacht besteedt aan de vraag wat precies de maatschappelijke opgave is en is in het verlengde daarvan ‘initiërend en opiniërend’ is bij de prestatieafspraken en het samen optrekken met huurdersorganisaties (visitaties Woonbron, GoedeStede) - of dat een RvC vooral achteraf oordeelt.
  • Er kunnen afspraken worden gemaakt met huurders over de mogelijkheid onderwerpen te agenderen, voorafgaand aan het overleg in de driehoek - en tevens de afspraak dat na de onderhandelingen zal worden aangegeven wat met die afspraken is gedaan.

We herhalen: het gaat ons vooral om een manier van denken - de concrete invulling en afspraken zullen per lokale driehoek anders zijn.

Het beeld van de markt

Allereerst wordt van corporaties gevraagd dat zij jaarlijks een ‘bod’ of ‘bieding’ op de woonvisie uitbrengen aan de gemeente. Die termen verwijzen naar de institutionele context van de markt, waar vragers kunnen kiezen uit een groot aantal aanbieders en er via ruil transacties tot stand komen. Dat suggereert een praktijk waarin de gemeente bijvoorbeeld via aanbesteding aan meerdere partijen tot keuze en vervolgens tot prestatieafspraken - of beter: een prestatiecontract - komt. Die praktijk komen we rond de prestatieafspraken echter niet of nauwelijks tegen. Een corporatie is in veel gemeenten de enige of een van de weinig aanbieders van sociale huurwoningen; die woningen zijn bovendien gebonden aan een locatie. De gemeente heeft daarom nauwelijks de exit-optie die zo kenmerkend is voor een (goed functionerende) markt. De praktijk is dus een andere dan de taal van bod en bieding suggereert - maar die taal kan soms wel de onderlinge omgang kleuren.

Het beeld van de hiërarchie

In een hiërarchische context is er één partij die eenzijdig en dwingend haar wil op kan leggen aan een andere partij. Hoewel de wetgever dat niet heeft beoogd, speelt het beeld van de hiërarchie in de lokale praktijk wel degelijk een rol, al was het maar omdat het in de hoofden van betrokken partijen kan zitten. Vooral corporaties klagen er in menige visitatie over dat de gemeente hen beschouwt als taakorganisatie die gewoon moet uitvoeren wat de gemeente voorschrijft.

Het beeld van het democratisch orgaan

Sommige gemeenten zijn van mening dat de gemeente uiteindelijk het laatste woord moet hebben bij visievorming en prestatieafspraken, omdat zij als enige van de drie een democratisch gelegitimeerd orgaan is, waarin (via de gemeenteraad) het principe van meerderheidsbesluitvorming geldt. Weliswaar is dit beeld niet direct van toepassing op de driehoek als geheel, maar het is wel van invloed op de opstelling van de gemeente en kan zo het vorige mechanisme versterken (zie bijvoorbeeld het visitatierapport van Dunavie).

Het beeld van het netwerk

Kern van een netwerk is dat er sprake is van meerdere partijen die voor hun doelbereiking van elkaar afhankelijk zijn. Veel meer dan concurrentie of bevel zijn hier empathie en inleving in elkaars positie aan de orde. Wederzijdse afstemming vindt plaats via afspraken (veel meer ‘convenant’ dan ‘contract’), onderhandeling en coalitievorming. Dit beeld lijkt de werkelijkheid van de lokale driehoek in de meeste gemeenten het beste te benaderen, al worden er in de visitaties nog veel opmerkingen gemaakt over het gebrek aan wederkerigheid of - fundamenteler - gelijkwaardigheid tussen de drie partijen.

Het beeld van de gemeenschap

Er is een lokale community - de stad, de wijk en hun bewoners - voor en met wie gemeente, corporatie en huurdersorganisaties werken aan goed wonen. Iedere stem en ieders belang telt, partijen proberen in dialoog tot consensus en afspraken te komen. Dit beeld kan worden vertaald naar zowel het mechanisme van het democratisch orgaan als dat van het netwerk. Het speelt in de praktijk een rol daar waar uitvoerige participatieve trajecten worden georganiseerd met consultatie van bewoners, vooral rond (woon)visievorming.