Prestatieafspraken

Systemen van prestatieafspraken ritualiseren - maar dat is te vermijden

De Woningwet vraagt van een corporatie dat zij elk jaar een bod (overzicht van voorgenomen activiteiten) uitbrengt aan de gemeente en daarover prestatieafspraken maakt. Ook al is er inmiddels wat meer ruimte om die afspraken voor een langere periode te maken, het blijft een periodiek terugkerende opdracht.

Dat is logisch en onvermijdelijk, de werkelijkheid van het wonen is immers veranderlijk, de economische en politieke conjunctuur hebben grote invloed en ook migratiestromen, ontwikkelingen op aanpalende beleidsterreinen of rechtszaken (stikstof, PFAS) kunnen voor onverwachte nieuwe situaties zorgen. Tegelijk kent zo’n afsprakencyclus het risico van sleetsheid of ritualisering. Dat geldt zeker voor het derde of vierde jaar van een (nieuw) college, en al helemaal als er sprake is van weinig wisseling van betrokken partijen en personen. We vinden dat regelmatig terug in de visitatierapporten (bijvoorbeeld Lochem, Arnhem). Het voordeel van ieder jaar dezelfde cyclus - bij gelijkblijvende omstandigheden - is de efficiëntie: partijen kennen elkaar, de systematiek en inhoud van prestatieafspraken zijn bekend, partijen hoeven ze slechts te actualiseren. De keerzijde is sleetsheid, het risico dat de prestatieafspraken en voorbereiding ervan een verplicht nummer worden, dat belangrijke ontwikkelingen over het hoofd worden gezien, tunnelvisie ontstaat, verminderde alertheid, gebrek aan inspiratie en gebrek aan ambitie.

Hoe daarmee om te gaan? Uiteraard kan de frequentie simpelweg worden verlaagd: mik op een systeem van tweejaarlijkse prestatieafspraken, zoals sommige visitatoren voorstellen. Een gelaagd systeem van prestatieafspraken, zoals op de vorige pagina beschreven, kan eveneens uitkomst bieden. Maar er zijn ook andere voorzieningen om het jaarlijkse gesprek over prestatieafspraken levendig en inspirerend te houden. Uit de literatuur weten we dat waar partijen elkaar in steeds dezelfde samenstelling tegenkomen, ‘cognitieve fixatie’ op kan treden. Een sociale interventie blijkt dan vaak effectief: de introductie van een derde partij met nieuwe opvattingen en ideeën. We zien dat ook in de praktijk van de lokale driehoek terug, in de vorm van het inroepen van een externe onderzoeker of procesbegeleider. Zo hebben partijen in Arnhem vorig jaar een gezaghebbend wijkexpert uitgenodigd om de gesprekken ter voorbereiding van nieuwe prestatieafspraken vanuit een heel ander perspectief te starten.