Visie

Visievorming verplaatst zich naar het proces van prestatieafspraken

Zeker in het geval van doodse visies, maar soms ook als er wèl een levendige, goed voorbereide woonvisie is, betekent dat niet dat het maken van prestatieafspraken dat op de woonvisie volgt, slechts een kwestie van invulling en uitvoering is. In tegendeel: als er íets opvalt in veel visitatierapporten en - nog sterker - in gesprekken hierover met visitatoren en practitioners, dan is het dat zij de voorbereiding van nieuwe prestatieafspraken vooral als een richting-zoekend en visie-vormend proces zien. Dáár ligt volgens hen ook de echte waarde van het systeem van prestatieafspraken: met elkaar overeenstemming krijgen over wat je samen wilt bereiken en over de weg daar naartoe. Oók als er al een woonvisie is. Hoe kan dat? Daar was die woonvisie toch juist voor bedoeld? We zien de volgende redenen:

Het is dus niet vreemd dat visie pas - of opnieuw - wordt gevormd binnen het kader van de prestatieafspraken. Dat relativeert wederom het belang van de woonvisie, in elk geval van de woonvisie-als-document. Tegelijkertijd ligt hier ook een relativering van de prestatieafspraken-als-document: betrokkenen (visitatoren en bestuurders) zien de essentie en belangrijkste waarde van de prestatieafspraken in het gesprek dat de afspraken op gang brengen over wat de kernspelers in de sociale huisvesting met elkaar willen bereiken en - daarvan afgeleid - hoe ze daarbij hun activiteiten op elkaar kunnen afstemmen.

1. De gemeentelijke woonvisie is niet goed genoeg:

De visie is niet volledig, te abstract, laat nog teveel mogelijkheden open of bevat geen echte keuzes. De woonvisie biedt dan onvoldoende richting, met als gevolg dat het gesprek over prestatieafspraken een gat moet dichten en partijen dat aangrijpen om koers te bepalen.

2. De ontwikkelingen in de praktijk gaan sneller dan in de woonvisie voorzien:

De woonvisie raakt snel verouderd. Zeker de afgelopen jaren zijn de ontwikkelingen in het woondomein hard gegaan, we lezen dat voortdurend terug in de visitatierapporten: snel wisselende politieke prioriteiten op nationaal niveau die lokaal direct doorwerken (denk aan de energietransitie); het gecombineerde effect van passend toewijzen enerzijds en uitstroom uit beschermd wonen en jeugdzorg anderzijds die sociale problematiek in korte tijd urgent heeft gemaakt; onvoorziene gebeurtenissen als stikstof, PFAS en (nog recenter) de corona-pandemie die game changers kunnen zijn. De woonvisie heeft daar vaak geen rekening mee gehouden, en het aanpassen van de visie is meestal een hele toer (lange cyclus). De jaarlijkse procedure voor de prestatieafspraken biedt in deze situatie een bedding waarin de noodzakelijke gesprekken over koers en richting alsnog gevoerd kunnen worden.

3. De woonvisie is onvoldoende toegespitst op de problematiek van de driehoek:

Woonvisies betreffen doorgaans de gehele gemeentelijke woningmarkt. Ze gaan dus ook over koop (eigenwoningbezit) en particuliere huur. Dat betekent dat er veel meer partijen bij betrokken zijn dan alleen de lokale driehoek: ook marktpartijen, eigenaar-bewoners en burgers in alle soorten en baten. Als de woonvisie als gevolg daarvan onvoldoende ingaat op specifieke problemen van de sociale huur en daarvoor onvoldoende perspectief biedt, ligt het voor de hand dat partijen dat alsnog zoeken en willen ontwikkelen in het gesprek over de prestatieafspraken. Dit risico zou kunnen toenemen als de woonvisie straks opgaat in of wordt vervangen door de veel bredere omgevingsvisie.

4. De prestatieafspraken bieden een betere gelegenheid voor partijen om hun belangen te realiseren:

Dit gaat een stap verder dan het vorige punt. De lokale driehoek vormt een veel kleinere arena dan het uitvoerige proces (‘circus’) dat vaak rond de woonvisie wordt georganiseerd. Voor corporaties en huurdersorganisaties kan het strategisch rationeel zijn om het gesprek over visie en langetermijndoelen te voeren binnen de procedure van de prestatieafspraken. Zij maken dan de inschatting dat dat meer kansen biedt om de eigen belangen en opvattingen over het voetlicht te brengen dan een actieve inbreng in het proces rond de woonvisie, waarin zij slechts één van de vele partijen zijn. En zelfs als zij dat óók doen, biedt het gesprek over prestatieafspraken op zijn minst een tweede gelegenheid.

5. De prestatieafspraken bieden meer ruimte in de politieke luwte:

De gemeenteraad is bij de prestatieafspraken gewoonlijk veel minder betrokken dan bij de woonvisie – het gesprek over prestatieafspraken vindt daardoor meer in de politieke luwte plaats. Natuurlijk werken wensen en opvattingen van de raad ook door in de gesprekken over de prestatieafspraken (en de rapporten bevatten hiervan diverse voorbeelden); ook verschilt de situatie per gemeente. Maar toch heeft de verantwoordelijke wethouder in de gesprekken over de prestatieafspraken minder last van een raad die direct meekijkt. Corporaties en huurdersorganisaties weten dat, de driehoek kan daardoor wat rustiger spreken over de koers op termijn.

6. Nieuwe toetreders tot de driehoek voelen zich niet aan de woonvisie gebonden:

Als enige tijd na vaststelling van de woonvisie nieuwe personen of partijen tot de lokale driehoek toetreden die het niet eens zijn met de koers uit de visie, kunnen zij het gesprek over de prestatieafspraken aangrijpen om die koers ter discussie te stellen. Denk aan het aantreden van een nieuw college of wethouder of de komst van een nieuwe corporatiebestuurder. Zeker bij scherpe lokale politieke tegenstellingen of in een kleine gemeente waarin de enige corporatie een dominante positie heeft, kan dat een rol spelen. Dat kan positief of negatief uitpakken – hier is slechts van belang dat het kan verklaren waarom het gesprek over prestatieafspraken een gesprek over visie wordt.

‘Bij visie-ontwikkeling op wijkniveau gaat het om heel andere, bredere thematiek dan in de woonvisie op gemeentelijk niveau. Die niveaus moeten wel worden gekoppeld.’
gesprek met visitatoren en practitioners