Institutionele verhoudingen
De lokale driehoek is een bedacht netwerk
De term ‘lokale driehoek’ is betrekkelijk nieuw in de volkshuisvesting. We kennen ‘de lokale driehoek’ vooral uit het veiligheidsdomein, waar ze verwijst naar het overleg tussen burgemeester, politie en Openbaar Ministerie. Binnen de gemeentelijke organisatie verwijst ‘de lokale driehoek’ ook wel naar het overleg tussen burgemeester, griffier en gemeentesecretaris. Met de herziening van de Woningwet is de term rond 2015 ook in het beleidsterrein wonen geïntroduceerd. Dat geeft meteen aan dat ‘de lokale driehoek’ een constructie is, een door de wetgever aan lokale partijen aanbevolen of zelfs opgedrongen institutie. Uiteraard vervullen de drie partijen uit de lokale woondriehoek al ruim een eeuw sleutelrollen in de lokale volkshuisvesting, maar niet eerder waren zij in deze samenstelling tot elkaar ‘veroordeeld’. In bestuurskundig jargon kun je zeggen dat het Rijk hier een vorm van ‘netwerkconstituering’ heeft gepleegd, waarmee lokale partijen in een bepaalde verhouding tot elkaar zijn gezet en waarbij ze bepaalde spelregels moeten volgen. De lokale driehoek is niet een van onderop, in de praktijk gegroeid netwerk, maar eerder een ‘regime’ - een doelbewust gecreëerd normatief kader tussen een formeel vastgestelde verzameling partijen, gericht op het gezamenlijk bereiken van bepaalde doelen, volgens vooraf vastgestelde procedures. Het nieuwe is allereerst dat huurdersorganisaties een plaats hebben gekregen in het overleg dat van oudsher tussen gemeente en corporatie al bestaat; daardoor ontstaat een driehoek. Daarnaast heeft het maken van lokale prestatieafspraken een minder vrijblijvend karakter gekregen door de introductie van een verplichte procedure.
‘Met zes grote woningcorporaties, zes huurderskoepels, territoriale huurdersverenigingen en een gemeente met veel verschillende onderdelen lijkt de driehoek eerder op een bord spaghetti.’ (visitatie Stadgenoot, Amsterdam)