Prestatieafspraken

Leren over het maken van prestatieafspraken

Hoe maak je prestatieafspraken?

Een belangrijk aspect hier is ook dat in veel lokale driehoeken wordt geleerd over het gebruik van prestatieafspraken. Afspraken worden bijvoorbeeld ieder jaar concreter en er ontstaat meer routine in de samenwerking. Ook inhoudelijk groeien de gesprekken, waardoor de prestatieafspraken die daaruit voortkomen, aan betekenis en kwaliteit winnen. En na afspraken over de klassieke, vaak fysieke woon-thema’s komen nu steeds vaker sociale opgaven aan de orde. Veelal kiezen partijen er ook voor om het proces minder arbeidsintensief te maken - bijvoorbeeld door één keer in de vier jaar meerjarenafspraken te maken, met jaarlijks een update. Degelijke leerprocessen duiden erop dat prestatieafspraken een zekere mate van volwassenheid hebben bereikt - ze zijn ingebed in de driehoek en het systeem van prestatieafspraken wordt aangepast en verbeterd, waar nodig.

De Wet van de Afnemende Effectiviteit dreigt

Deze laatste constatering heeft ook een keerzijde. In de literatuur over prestatieafspraken wordt gesproken over de Wet van de Afnemende Effectiviteit. Het idee is dat prestatieafspraken positieve effecten hebben, maar dat het instrument na verloop van tijd minder effectief wordt. Het wordt onderdeel van de dagelijkse routines en kan daardoor bureaucratiseren en ritualiseren: het wordt een jaarlijkse invuloefening, wordt meer een instrument voor de staf dan voor de bestuurders, en verliest daardoor zijn rol in bestuurlijke relaties.

Zo af en toe komen we signalen tegen dat deze wetmatigheid ook de kop op steekt in de lokale driehoek. De afspraken dreigen bijvoorbeeld te juridificeren - ze zien eruit als een contract, dus gaan partijen zich ook terughoudender gedragen en ontstaat het beeld van prestatieafspraken als een afvinklijst. Dat mag, maar heeft als risico dat het instrument een meer beperkte rol gaat spelen. In diverse visitatierapporten wordt gesteld dat prestatieafspraken niet zozeer een af te vinken en ‘in beton gegoten’ contract moeten zijn, maar veel meer een richtinggevend kompas voor de bestuurders in de driehoek (visitaties Waardwonen en Dunavie). Andere signalen die we tegenkomen die wijzen op het risico van afnemende effectiviteit:

  • afspraken worden te uitgebreid en te gedetailleerd. Daardoor zijn ze niet langer goed communiceerbaar en bureaucratiseren ze (Rotterdam, Huissen);
  • het proces verdringt de inhoud: het jaarlijks uitbrengen van biedingen en de vele overleggen over prestatieafspraken kosten zóveel tijd en energie, dat de aandacht meer naar de procedure en het halen termijnen dan naar de inhoud gaat;
  • een variant daarop: het overleg beperkt zich tot de formele procedure en overlegmomenten volgens de wet. Daardoor is er niet of nauwelijks (informeel) contact tussen partijen voorafgaand aan het bod, met als gevolg een starre wij-wij-situatie die productieve samenwerking (ook bij de realisatie van afspraken) in de weg staat (Amsterdam);
  • de cyclus van jaarlijks nieuwe afspraken is (te) kort, prestatieafspraken worden een verplicht nummer, de scherpte en energie lekken weg (o.a. visitatie IJsseldal Wonen, Lochem).

In veel gemeenten is de praktijk van prestatieafspraken betrekkelijk recent (van ná 2015). Maar als het nieuwe eraf is en partijen zich voor de zoveelste keer moeten opmaken voor het sluiten van prestatieafspraken, neemt het risico van afnemende effectiviteit toe. Dat is een serieus aandachtspunt voor de komende jaren, waar in de rapporten af en toe ook voor gewaarschuwd wordt (visitatie SSH over de situatie in Rotterdam).

Van fysiek naar sociaal: dat vraagt om een attitude waarbij Wonen Zuid van andere partijen mag vragen hun deel van de samenwerking vorm te geven en waar te maken. Dat leidt bij partijen tot een ‘andere mindset’.
visitatie Wonen Zuid, Roermond