Institutionele verhoudingen
Positie van de huurders
De noodzaak van continue aandacht voor de leefwereld
Eén van de vernieuwingen in de herziene Woningwet is dat huurders een stevige positie hebben gekregen bij het overleg van gemeente en corporatie. Corporaties worden in dubbel opzicht maatschappelijk verankerd: enerzijds via de gemeente, anderzijds via zeggenschap van de huurders. De opvatting dat huurders een sterke positie in de driehoek dienen in te nemen, wordt door velen gedeeld. De huurders vertegenwoordigen de ‘leefwereld’ en hun perspectief dient in de driehoek te worden ingebracht - zeker omdat de andere partijen wat meer de ‘systeemwereld’ vertegenwoordigen.
Niet iedereen is het er overigens over eens dat dit een principieel juiste beweging is. ‘Huurders’ zijn in de eerste plaats afnemers van woondiensten, een rol waarin het primair gaat om de relatie met de verhuurder; die verschilt van de rol van bewoners als burgers of inwoners van een gemeente. De ambivalentie is ook aanwezig in de procedures, waar het zogenaamde bod van de corporatie éérst met de huurders moet worden besproken en daarna ook in de lokale driehoek (op grond van de Woningwet); overigens wordt deze bepaling binnenkort aangepast.
Daarnaast is er een enorme variëteit aan betrokkenheid van huurders in de praktijk. Er zijn gemeenten waarin huurdersorganisaties volop participeren en door gemeente en/of corporatie actief worden ondersteund en betrokken. Daartegenover staan gemeenten waarin huurders niet of slechts beperkt participeren in processen van visievorming en het maken van prestatieafspraken - soms in het vertrouwen dat de corporatie hun belang goed behartigt, soms omdat er (nog) geen huurdersorganisatie bestaat. Ze kunnen ondervertegenwoordigd zijn of ze laten zich door derden (externe adviseurs) vertegenwoordigen of bijstaan. De beperkte participatie wordt door de een als een probleem gezien - de ander ziet dat probleem niet omdat de dienstverlening van de corporatie op orde is. Participatie is voor huurders ook een relatief zware inspanning - qua informatie, kennis, middelen, tijd en menskracht staan ze (als vrijwilligers) op achterstand bij gemeenten en corporaties. Al deze zaken zijn bekend (evaluatie Woningwet, diverse onderzoeken), we vinden ze ook volop terug in de visitatierapporten.
De positie van huurders lijkt op papier stevig (rol bij prestatieafspraken, rol volgens overlegwet), maar is de facto nog niet zo sterk. Er valt hier veel over te zeggen - maar de visitaties geven er geen eenduidig antwoord op. We zien wel een aantal relatief eenvoudige instrumenten ontstaan, die de positie van de huurdersvertegenwoordiging kunnen versterken, bijvoorbeeld:
- huurders worden uitgenodigd om gedurende het hele jaar onderwerpen te inventariseren, die bij hen spelen;
- die onderwerpen worden vertaald in een agenda voor het proces over de visie en/of de prestatieafspraken;
- de agenda fungeert ook als checklist - afgesproken wordt dat op een aantal momenten in het proces (en zeker aan het einde) wordt nagegaan waar de partijen staan ten aanzien van deze onderwerpen.
Een dergelijke relatief lichte ingreep heeft als voordeel dat (1) huurdersbelangen deels de agenda bepalen,
(2) de issues van de huurders niet gedurende het proces ondersneeuwen of van de agenda verdwijnen en
(3) de vertegenwoordigers hun betrokkenheid bij het proces enigszins kunnen doseren.