De gemeente de corporatie

Lokale driehoek van gelijkwaardige partners

Corporaties hebben, zoals in de inleiding al gememoreerd, een belangrijke rol in het wonen in Nederland. Bijna een derde van alle woningen is van een corporatie. Het is dan ook niet vreemd dat in de Woningwet een groot deel van de artikelen gewijd is aan de “toegelaten instellingen volkshuisvesting”, zoals de corporaties daar formeel heten. Dit zijn stichtingen of verenigingen die uitsluitend werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting en hun financiële middelen ook alleen daarvoor inzetten. Ze mogen dus geen andere zaken ondernemen en ze hebben ook geen winstdoelstelling. Wat ‘volkshuisvesting’ inhoudt is in artikel 45 van de Woningwet vrij nauwkeurig omschreven.2


In de wet is veel aandacht voor de samenwerking van corporaties met gemeenten én huurders. Er is met de veranderingen in de Woningwet in 2015 nadrukkelijk beoogd dat corporaties lokaal verankerd zijn, betrokken bij de gemeente(n) waarin ze werken. Expliciet is opgenomen dat corporaties moeten bijdragen aan het gemeentelijke woonbeleid, voor zover dat op het gebied van de volkshuisvesting (lees: sociale huur) ligt. Het lokale woonbeleid is in bijna alle gemeenten vastgelegd in een lokale woonvisie die over het héle woonbeleid gaat, dus ook over het deel van de woningmarkt waar corporaties niet actief zijn, zoals koopwoningen en duurdere huurwoningen. Over de onderwerpen die de corporaties aangaan kunnen gemeenten en corporaties sowieso prestatieafspraken maken, op andere gebieden mag het ook, maar hoeft het niet.

Positie van huurders

Daarbij is de positie van de huurders essentieel. De wet gaat expliciet uit van een lokale driehoek van corporatie, gemeente en huurdersvertegenwoordiging, op basis van gelijkwaardigheid. Er is dus geen sprake van een hiërarchische relatie waarin de gemeente en/of de huurders het voor het zeggen hebben. Dit blijkt ook uit verschillende uitspraken van de ‘commissie geschilbeslechting prestatieafspraken Woningwet’,3 waaraan elk van de drie partijen eventuele verschillen van inzicht kan voorleggen als die het maken van prestatieafspraken in de weg staan.

2 In het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting is dit in hoofdstuk 5 uitgebreid verder uitgewerkt.
3 In 2019 heeft de minister van BZK, op advies van de commissie geschilbeslechting, uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Rotterdam en Woonbron. De gemeente stelde te kunnen bepalen dat de corporatie meer middelen in een van haar prioriteiten zou investeren. De corporatie bestreed dat. De minister stelde in de uitspraak duidelijk dat er geen sprake is van een hiërarchische verhouding tussen gemeente en corporatie. Zie de uitspraak hier.

Woonstichting Hulst – november 2019  

De gemeente is met Woonstichting Hulst op zoek naar mogelijkheden om het fysiek beheer van de wijken op een hoger niveau te krijgen en zou het liefst zien dat Woonstichting Hulst ook een rol kon spelen in de ontwikkeling van woningen met een huur van tussen de 700 en 1000 euro. De particuliere ontwikkelaars slaan dit segment namelijk over, waardoor doorgroei lastig is. Het compliment dat de gemeente maakt over het vasthoudende gedrag van de bestuurder bij gewenste ontwikkeling, zou ook voor de gemeente een uitnodiging kunnen zijn om meer voortvarend nieuwe ontwikkelingen tot stand te brengen.